‘Als Ik terugkom’
De terugkomst van de Heer Jezus is een heerlijke verwachting, vol vertroosting, vol opwekking en onderwijs. Maar al kennen we nu door Gods genade deze waarheid, dit is nog geen waarborg dat we erbij leven. We moeten ook elkaar telkens bemoedigen en opwekken om naar aanleiding van de waarheid van de terugkomst van de Heer Jezus, te leven.
In de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan vinden wij de woorden ‘als ik terugkom’. De Samaritaan ontfermde zich over de geslagene, verzorgde zijn wonden, zette hem op zijn eigen rijdier, bracht hem naar een herberg, betaalde twee denaren vooruit en liet hem daar aan de zorg van de waard achter. Toen hij vertrok droeg hij de waard op: ‘Draag zorg voor hem, en wat u meer mocht ten koste leggen, dat zal ik u teruggeven als ik terugkom’ (Lukas 10:30-37).
We kunnen de Samaritaan zien als een voorbeeld voor ons. ‘Ga heen en doet u evenzo’. Zonder te vragen wie het is die hulp nodig heeft, moeten we helpen, onszelf en het onze voor het hulpbehoevende offeren, tot het uiterste zorgen en nog eens zorgen, ja, terugkomen om te zien of onze zorg voldoende is.
We mogen in de Samaritaan ook een beeld zien van onze Heiland. Hij buigt Zich in ontferming neer tot Zijn vijanden. Hij wast hun wonden, geeft hun de Heilige Geest (olie) en vreugde (wijn), draagt hen in Zijn armen en voert hen in de Gemeente, waar Hij ze toevertrouwt aan de zorgen van anderen, terwijl Hij in alles voorziet tot Hij terugkomt.
De ‘laatste’ woorden tot de Zijnen van de Heer Jezus waren: ‘En als Ik heenga en u plaats bereid, kom Ik weer en zal u tot Mij nemen, opdat ook u zult zijn, waar Ik ben’ (Johannes 14:3). En dan wijst Hij op een andere Trooster Die Hij zenden zou, opdat Deze in Zijn afwezigheid voor ons zou zorgen. De gelovigen hebben de Heilige Geest ontvangen, Die in hun midden woont en Die bij hen is om hen te troosten, te steunen, te verzorgen.
Een heerlijke belofte: de Heer Jezus komt terug. En als Hij terugkomt, zal Hij de Zijnen belonen voor de zorgen die in Zijn afwezigheid aan de ‘naasten’ besteed zijn! Laten we dan uitzien, elke dag, naar de terugkomst van de Heer.
Vier keer lezen we in de Openbaring: ‘Ik kom spoedig’. Om nog eens te benadrukken dat de Heer Jezus inderdaad heel binnenkort kan komen, geeft de Bijbel ons ook in Hebreeën 10 een woord dat met zekerheid spreekt van Zijn spoedige terugkomst. We lezen in de tweede Brief van de apostel Petrus dat sommigen de Heer beschuldigen van traagheid in het nakomen van Zijn belofte, dat er in de laatste dagen spotters zouden komen die zouden zeggen: ‘Waar blijft de belofte van Zijn komst?’ (2 Petrus 3:4), terwijl toch het wachten van de Heer lankmoedigheid is geweest over ons, en nog altijd is over velen, ‘omdat Hij niet wil dat iemand verloren gaat, maar dat allen tot bekering komen’.
Ook nu zijn er gelovigen die wel aannemen dat de Heer Jezus zal komen, maar die menen dat we Hem niet elk ogenblik kunnen verwachten. In Hebreeën 10:36-37 echter worden door de apostel Paulus deze laatsten in het ongelijk gesteld. ‘Opdat u, na de wil van God gedaan te hebben, zult ontvangen wat beloofd is. Want nog een zeer korte tijd, en Hij Die komt, zal komen en niet uitblijven’. Die belofte is onze hoop. ‘Laten wij de belijdenis van de hoop onwankelbaar vasthouden, (want Hij Die beloofd heeft, is getrouw)’ (Hebreeën 10:23).
En laten wij intussen op elkaar acht geven, voor elkaar zorgen (Hebreeën 10:24), onder de leiding van de Heilige Geest, Die ons elk persoonlijk en allen samen in liefde dient. Laten wij elke dag wachten op Zijn terugkomst. ‘Want nog een zeer korte tijd, en Hij … zal komen’. Dat is onze helm (de helm van het heil) in onze dagelijkse strijd (Efeze 6:17). ‘Maar laten wij … nuchter zijn, toegerust met … als helm de hoop van het heil’ (1 Thessalonika 5:8).
De terugkomst van de Heer is, voor de gelovigen, de komst van de Heer in de lucht als Bruidegom voor Zijn bruid. ‘En de Geest en de bruid zeggen: Kom!’ (Openbaring 22:17). We zijn hier niet thuis. In het Vaderhuis is door de Heer Jezus voor ons plaats bereid. En nu komt Hij spoedig, om ons tot Zich te nemen. We hoeven niet bang te zijn dat in deze wereld niet voor ons gezorgd zal worden. We worden ook geroepen, zo lang we hier zijn, onszelf te vergeten en voor anderen te zorgen. En dat alles is heerlijk. Maar toch, we zouden niet graag altijd hier blijven. We verlangen naar huis. En wat meer zegt, we verlangen naar de Heer Jezus, onze Verlosser, we willen graag door Hem worden afgehaald, om eeuwig bij Hem te zijn.
Wat zal het zijn als Hij terugkomt. Dan zullen we Hém zien Die onze wonden verbond en ons verzorgde. Dan zullen we Hem danken, ook voor Zijn zorg voor ons in Zijn afwezigheid. Dan zullen we eeuwig van Hem en Zijn liefde genieten. Dan zullen we Hem aanbidden voor Zijn offer en voor Zijn trouw in Zijn wegen met ons. En… dan zullen we, als Hij ‘terugkomt van de bruiloft’ (Lukas 12:36), verheerlijkt met Hem leven in het Vaderhuis en met Hem over de aarde heersen (Openbaring 5:10; 20:4,6).
‘Ja, Ik kom’, roept U ons tegen,
Heer Jezus, kom!
’t Is Uw laatste woord, vol zegen,
Heer Jezus, kom!
(Geestelijke Liederen 165:3)
Bode des Heils – Jaargang 72