Aanbidding alleen op Gods manier
Wij hebben het nodig om steeds opnieuw herinnerd te worden aan wat God ons voorhoudt. Zo blijven we op onze hoede, zodat we niet door achteloosheid, onverschilligheid of koppigheid in dezelfde fout vervallen. Dan hoeft Hij ons niet door Zijn tuchtigende hand terug te brengen en te herstellen. Waarom gaan we niet eenvoudig door in gemeenschap met God en doen we Zijn gezegende dienst, zoals Hij die heeft voorgeschreven? Omdat dit absolute gehoorzaamheid en absolute afhankelijkheid van Hem inhoudt, een wegcijferen en aan de kant schuiven van ons eigen ik.
Dan komt de verleiding – de herinnering aan de zegen – en gaan we verder in eigen kracht. We stippelen onze eigen weg uit, met als gevolg dat God moet ingrijpen en ons moet onderwijzen dat Hij alleen met ons verder kan op Zijn wegen.
Wil Hij ons kunnen zegenen, dan moet dat volgens Zijn weg gebeuren; willen onze offers aanvaardbaar zijn voor Hem, dan moeten het offers zijn die Hij ons gegeven heeft en gebracht worden op de manier zoals Hij heeft voorgeschreven.
Wierook is in geestelijke zin een beeld van aanbidding en lofprijzing. Het is een uitdrukking van de hoogste vorm van de gemeenschap met God. Wil er ware aanbidding zijn, dan moet deze gebaseerd zijn op verzoening. Dat is één van de prachtige gedachten die we in Gods Woord vinden. De zogenaamde aanbidding van Nadab en Abihu was niet verbonden met verzoening; het was niet het vuur van het altaar, maar vreemd vuur dat ze zelf hadden doen ontbranden (Lev. 10). Dat kon God niet behagen.
Wij vinden misschien dat de dood een te strenge straf was, maar God laat ons hiermee zien hoe Hij over de zonde denkt. Hij denkt niet licht over dingen die wij als niet zo ernstig beschouwen. Stel dat iemand aanbidt of dient in eigen kracht. Wij tillen daar niet zo zwaar aan en zeggen eenvoudig dat het vleselijke kracht was, dat hij doet zoals hij meent dat het goed is. Het bracht de gelovigen geen vreugde, er was geen frisheid of kracht, maar dat was relatief gezien toch maar een kleinigheid?
Stel dat God nu net zo zou handelen als in die tijd, dan zouden er opnieuw Nadabs en Abihu’s geoordeeld worden. God heeft ons beginselen gegeven en Zijn waarheid geschonken. Hij zal niet iedereen doden, net zoals Hij niet iedereen gedood heeft die dezelfde zonde beging als Ananias en Saffira (Hand. 5). God handelt niet op die manier. Hij geeft ons Zijn waarheid en toont ons Zijn beoordeling van het kwaad. Hij laat het vervolgens aan ons over om in geloof te handelen, omdat Hij wil dat we geleid en beheerst worden door Zijn kostbare Woord.
S. Ridout