75. Wij wachten U, o zoon van God.

Lied 75
1 Wij wachten U, o Zoon van God,
och, wil toch haast verschijnen.
Dan delen wij in ’t heerlijkst lot,
en zal ons leed verdwijnen.
Wie U gelooft,
verheft het hoofd
zijn Heiland vrolijk tegen;
U komt met rijke zegen.

2 Wij wachten U; U hebt, o Heer,
ons hart reeds ingenomen.
Uw woord verklaart ons telkens weer,
dat U weldra zult komen.
Dan zullen wij
aan uwe zij,
in ’t eeuwig hemelleven,
U lof en ere geven.

3 Wij wachten U, U komt gewis.
Haast is de tijd verschenen,
dat U, naar uw beloftenis,
ons met U zult verenen.
Als we U daar zien
en hulde bien,
dan is het aardse lijden
verwisseld in verblijden.