70. Zalig, zalig te geloven.

Lied 70
1 Zalig, zalig te geloven,
dat ik Jezus heb tot Heer.
Als mijn Heiland Hem te loven,
lief te hebben, immermeer.

2 Hij verbrak de slavenboeien,
Hij gaf rust aan ’t moede hart.
Laat de stormen dan maar loeien,
Hij schenkt vrede zelfs in smart.

3 Welgemoed en blij te leven,
ook in ramp en tegenspoed,
ja, dat wil de Here geven
aan ’t gelovig, stil gemoed.

4 Welk een heil is mij beschoren,
voor de hemel toebereid,
door de Vader uitverkoren
tot een eeuw’ge heerlijkheid.

5 Eeuwig zal ik mij verblijden,
vrij van zonde, moeite en pijn,
van verdrukking, angst en lijden,
eeuwig zal ‘k bij Jezus zijn.