191. Zingt, o hemelkoren.

Lied 191
1 Zingt, o hemelkoren,
laat met harpgeklank
heel de hemel horen
’t lied van lof en dank.
Alle heil’gen samen
buigen zich daar neer,
telkens juichend: Amen
U, het Lam, zij eer!

2 Al de uwen zien U
in de hemeltroon
en voor eeuwig siert U
d’ overwinnaarskroon.
Uw doorboorde handen
spreken van uw dood
aan het kruis der schande;
Heer, uw liefde is groot!

3 Heer, U legde uw leven
af op Golgotha,
hebt Uzelf gegeven
– wonder van gena –
opdat eens hierboven
een ontelbaar koor
God, uw Vader, love
d’ eeuwigheden door.

4 Hemelkoren zullen
bij het harpgeklank
straks de heem’len vullen
met het lied van dank.
God van de victorie,
Lam, dat is geslacht,
U zij roem en glorie,
heerlijkheid en macht!