Jakob zegende hen

Daarna zei Jakob tegen Jozef: God, de Almachtige, is aan mij verschenen in Luz, in het land Kanaän, en Hij heeft mij gezegend. … Nu dan, jouw twee zonen, die bij jou in het land Egypte geboren zijn voordat ik bij je in Egypte kwam, zijn van mij …. Jozef zei tegen zijn vader: Dat zijn mijn zonen, die God mij hier gegeven heeft. En hij zei: Breng hen toch bij mij, dan zal ik hen zegenen. Genesis 48:3,5,9

Jakob was méér dan de machtige farao, toen hij zijn getuigenis gaf en hem zegende (Gen. 47). Een vader is méér dan zijn zoon. Genesis 48 toont aan dat Jakob méér was dan zijn zoon Jozef, die heerste over Egypte. Dit wordt duidelijk toen Jakob, kort voordat hij stierf, Jozefs twee zonen, Efraïm en Manasse, zegende en hen aannam als zijn eigen zonen.

In zijn woorden tegen Jozef verwijst Jakob naar God de Almachtige, Die hem gezegend had in het land Kanaän. Bij verscheidene gelegenheden had Jakob geleerd zich te onderwerpen aan de God van Jakob, de Almachtige.

Abraham had dat ook geleerd voordat hij en Sara hun zoon Izak konden krijgen. Onderwezen in de school van God had Jakob Gods wijsheid leren kennen, en hij gaf hiervan uiting toen hij zijn twee kleinzonen zegende die hij had aangenomen als zijn eigen zonen.

We lezen: ‘Maar Israël stak zijn rechterhand uit en legde die op het hoofd van Efraïm, hoewel deze de jongste was, en hij legde zijn linkerhand op het hoofd van Manasse. Hij kruiste zijn handen, hoewel Manasse de eerstgeborene was’ (Gen. 48:14).

In de oorspronkelijke tekst wordt gezegd dat hij zijn handen ‘verstandig leidde’. Deze uitdrukking wordt in de Psalmen gebruikt voor de wijzen die zullen leven in de dagen van Israëls toekomstige verdrukking.

Het is ook vertaald met ‘verstandig handelen’ (Joz. 1:7; Jes. 52:13). Jakob handelde verstandig; hij gebruikte de door God gegeven wijsheid toen hij, zelfs tegen de wil van Jozef in, Efraïm boven Manasse stelde. Jakob de herder had geleerd van de grote Herder, voor Wiens aangezicht hij gewandeld had (Gen. 48:15).

A.E. Bouter