Gescheiden zitten

Vraag

Is het naar de gedachte van de Heer dat gelovigen gescheiden zitten in één lokaal, zoals o.a. in Israël een onderscheid was tussen priesters en leken?

J. d. G. te S.

Antwoord

In de lokalen waarin wij samenkomen zijn geen bijzondere plaatsen. In principe zijn alle plaatsen vrij. Wij verwerpen zeer beslist het onderscheid tussen ‘geestelijken’ en ‘leken’. Wij zijn allen broeders (Matth. 23 : 8). En alle ware gelovigen zijn priesters (1 Petr. 2 : 5 en 9; Openb. 1 : 5-6 en 5 : 10). In Christus is evenmin man of vrouw (Gal. 3 : 28). Dit houdt in dat alle wedergeborenen zonder enig onderscheid deel hebben aan alle geestelijke zegeningen en voorrechten. Wat de scheppingsorde betreft blijft natuurlijk het verschil in plaats dat God in Zijn wijsheid zo gemaakt heeft (1 Kor. 11 : 3; 1 Tim. 2 : 13). In verband hiermee moet de vrouw stil zijn en zich laten leren in de onderlinge bijeenkomst van de gemeente (1 Kor. 14 :34-37; 1 Tim. 2 :8-15). Dit bepaalt haar plaats in de dienst, niet die in het lokaal. Ik zou geen Bijbeltekst weten waaruit op te maken valt dat broeders en zusters gescheiden moeten zitten. Principieel gezien zijn alle plaatsen vrij. En iedereen mag dus gaan zitten waar hij of zij wil. Zo kan men in Engeland een broeder met zijn vrouw naast zich vooraan de tafel zien zitten. Vanuit de Schrift valt daar niets van te zeggen.

Maar er mag nog wel iets aan toegevoegd worden. Eerst een algemeen beginsel. Vooraan en achteraan zijn ruimtelijke begrippen, maar die ook met positie te maken hebben. De Heer Zelf, Die de laatste plaats kwam innemen, heeft hierover iets gezegd dat ieder van ons op zichzelf moet toepassen. Zie Luk. 14 : 7-11. Laten we nederig en bescheiden zijn. En verder zullen we de zaak van de praktische kant moeten benaderen. Het door-elkaar-zitten, zoals in Engeland, is bij ons -tenminste in onze kring- weinig gebruikelijk. Zeker niet op de voorste banken. Het is nergens goed voor hierin beslist verandering te willen brengen. Maar als een echtpaar, dat in de kerk gewoon was naast elkaar te zitten, in ons midden komt, moeten zij vrij zijn om dit voort te zetten als ze dat willen. Onze gewoonten mogen wij anderen niet opleggen. Misschien kan overwogen worden één of een paar banken hiervoor te reserveren. We moeten zorgen dat er geen onnodige drempel ligt voor vreemden die voor het eerst in ons midden komen. Laat de broeder die kosterdienst vervult, hen met tact opvangen en een plaats wijzen waar zij zich op hun gemak voelen. Dat is belangrijker dan een strenge scheiding van ‘schapen en bokken’.

Voor de goede verstaanbaarheid is het gewenst dat broeders die aan de dienst deelnemen zo gaan zitten dat zij bij bidden of danken niet met hun rug naar de zusters staan. Daarom zie ik geen gewichtige reden tot ingrijpende veranderingen in de traditionele indeling in onze lokalen. Al blijft soepelheid geboden. Wij hebben geen vaste, gereserveerde plaatsen. Niemand mag het gevoel hebben dat zijn zondag bedorven is als een ander toevallig eens op ‘zijn’ plaats zit. Onze plaats bij de Heer is belangrijker dan ons vaste plekje op die bepaalde stoel of in dat ene hoekje. Het is echter allesbehalve fijngevoelig daar te gaan zitten waar een andere broeder of zuster altijd zit. Vooral als het oudere personen betreft, zullen we dat ‘gewoonterecht’ zeker respecteren. Plaatselijke gebruiken spelen bij dit alles eveneens een rol. Ruzies hierover zijn als kleine vossen die we moeten vangen vóór ze de wijngaard verderven (Hoogl. 2 : 15). Laten wij ook in deze schijnbaar onbenullige dingen in liefde met elkaar omgaan en ‘de naaste behagen, ten goede; tot opbouw’ (Rom. 15 : 2).

J. van der Bijl (sr.)